Tout va Bien
Rusteloos en woelend had Herschel Grynszpan de nacht doorgebracht aan de Parijse Boulevard de Strasbourg in het bed van een goedkope kamer van Hotel de Suez die hij voor een avond had gehuurd. De zeventienjarige Joodse jongen was die nacht overvallen door vreselijke dromen. ‘Ik heb een zeer bewogen nacht gehad waarin ik heb gedroomd. Ik zag hoe mijn ouders werden mishandeld en geslagen, en deze visioenen kwelden me. Ik zag in deze droom ook Hitler-aanhangers die me bij de strot grepen om me te wurgen. Ik heb in deze droom boycotscènes gezien waarvan ik in Hannover zelf getuige was geweest, toen ik bijvoorbeeld zag hoe Duitsers mishandeld en in het gezicht gespuugd werden omdat ze een Joodse winkel in wilden gaan. Men riep naar hen: “Jullie zijn verdoemd, jullie verkopen het Duitse volk aan de Joden.”’
Toen hij de avond ervoor incheckte, had hij tegen hoteleigenaar Adrien Laurent in gebroken Frans gezegd dat hij ‘Heinrich Halter’ heette, achttien jaar oud was en afkomstig uit Hannover. Hij had hem verteld dat hij geen papieren bij zich had. De hotelier had hem daarop gevraagd een standaardformulier in te vullen. Grynszpan had het groene papier aangenomen en hem beloofd het later terug te geven. Nadat hij de 22,50 frank voor zijn kamer had betaald, had hij rond negen uur gezegd dat hij nog even wegging. Omdat hij zonder bagage was aangekomen, leek het voor de hand te liggen dat hij die bij het iets verderop gelegen Gare de l’Est ging ophalen. In werkelijkheid was hij de straat in de andere richting naar de Boulevard Saint-Denis gelopen. Daar lag, schuin tegenover de zeventiende-eeuwse triomfboog, café Tout va bien. Grynszpan kende de buurt en had het café al vaak met zijn vrienden bezocht. In het café had hij een broodje gegeten en een glas bier gedronken. Tijdens de wandeling was hem in de parallel aan de Boulevard de Strasbourg lopende Rue du Faubourg Saint- Martin een kleine wapenhandel opgevallen.
Rond middernacht was hij teruggekeerd in zijn kamer en had hij geprobeerd te slapen. Grynszpan had een vreselijke week achter de rug die uitgelopen was op een heftige ruzie met zijn oom en tante. Zij hadden hem in Parijs onderdak gegeven, nadat hij illegaal de grens tussen België en Frankrijk was overgestoken. Het was de enige familie die hij in Parijs had. Aanleiding voor de ruzie was een briefkaart die Grynszpan een paar dagen eerder van zijn zus Beile had ontvangen en die hij ook nu in zijn portefeuille met zich meedroeg. Zijn familie was Duitsland uitgezet maar eenmaal aangekomen bij de Duits-Poolse grens mochten ze Polen niet binnen. De familie had alles achter moeten laten en had geen cent meer. In het schemergebied tussen beide grensposten waren ze met duizenden aan hun lot overgelaten; hun situatie verslechterde met de dag.
Op die bewuste maandagochtend, 7 november 1938, even voor negenen, bevond Grynszpan zich op het toilet van Tout va bien met in zijn handen een revolver en een doosje patronen dat hij even daarvoor had gekocht.
Grynszpan was rond halfacht opgestaan en had ontbijt op zijn kamer laten bezorgen. Tegen halfnegen had hij de sleutel van zijn kamer aan de sleutelplank gehangen en had hij het hotel verlaten. Daarna was hij naar de vlakbij gelegen Rue du Faubourg Saint-Martin 61 gewandeld. Daar bevond zich A La Fine Lame, een winkel die naast de reparatie van poppen ook zaken deed in de verkoop van bestek en vuurwapens.
Het was vroeg: de eigenaresse van de winkel was nog bezig geweest het metalen rolluik te openen. Grynszpan had haar als eerste aangesproken. Zij had hem naar haar echtgenoot verwezen, de kleine, besnorde Léopold Carpe.
Ondanks zijn zware nacht maakte Grynszpan een rustige indruk op de wapenhandelaar. Carpe had hem de voor- en nadelen van de verschillende soorten wapens uitgelegd en had hem uiteindelijk voor 210 frank een bronskleurige ‘hammerless’ revolver met een zwarte, houten handgreep verkocht en voor nog eens 35 frank een doos met patronen. Bij een ‘hammerless’ is de haan onzichtbaar weggewerkt waardoor de revolver eenvoudig in een jaszak kan worden opgeborgen zonder dat de gebruiker het risico loopt dat hij achter zijn kleding blijft haken. Een veiligheidssluiting zorgt ervoor dat het wapen niet per ongeluk afgaat.
Gevraagd wat Grynszpan met het wapen van plan was, had hij gezegd dat hij voor zijn familie regelmatig met grote geldsommen over straat moest en in geval van een overval bewapend wilde zijn om eventuele dieven af te schrikken. De smoes was er zonder veel vragen ingegaan. Carpe had Grynszpan zelfs getoond hoe hij het vuurwapen moest laden en gebruiken en drukte hem, naar eigen zeggen, op het hart dat hij het wapen bij het dichtstbijzijnde politiebureau, in de Passage du Désir, moest laten registreren.
Grynszpan had de winkel in de richting van het politiebureau verlaten, maar was via een omweg naar Tout va bien gelopen. Eigenlijk had hij zich te warm gekleed, Parijs beleefde een warme nazomer. Onder zijn beige regenjas droeg Grynszpan een donker double-breasted krijtstreeppak. Hetzelfde dat hij ook had gedragen toen hij geposeerd had voor de foto op de ansichtkaart die nu in zijn andere binnenzak zat. Op de achterzijde had hij die ochtend een wanhopige laatste boodschap aan zijn ouders geschreven: ‘Mijn lieve ouders, ik kon niet anders.’
Hij laadde de revolver, waar het prijskaartje nog aan hing, stak hem in de binnenzak van zijn jas, verliet het café en wandelde naar de aan de overzijde van de straat gelegen metrohalte Strasbourg– Saint-Denis, waar hij de metro nam naar halte Madeleine. Daar stapte hij over op de metro richting Porte de Versailles. Bij de halte Solférino stapte hij uit en liep in de richting van de vlakbij gelegen Duitse ambassade.
Boek: De wanhoopsdaad – hoe een zeventienjarige jongen de Kristallnacht ontketende